Wetenschappelijk onderzoek is de afgelopen decennia steeds belangrijker geworden (Steven et al., 2015). Wetenschappelijk onderzoek is volgens Oxford woordenboek (Oxford dictionaries, 2018): “Het systematisch onderzoeken en bestuderen van materialen en bronnen om feiten vast te stellen en nieuwe conclusies te trekken”. Onderzoek doen kan vanuit verschillende disciplines, met verschillende methodes en verschillende onderzoeksgroepen (Çaparlar & Dönmez, 2016). Welke methode van onderzoek gebruikt wordt, ligt aan wat het doel van het onderzoek is, en wat de onderzoekers te weten willen komen (Çaparlar & Dönmez, 2016). Met het ene perspectief past een beschrijvende aanpak, bij een andere een verklarende of aantonende aanpak. Elke discipline heeft tegenwoordig zijn of haar eigen manier om onderzoek te doen (Steven et al., 2015). Volgens Leget et al. (2017) is de zorgethiek een interdisciplinair onderzoeksveld. De zorgethiek wordt met name gezien als een politiek-ethische theorie en een sociale beweging gericht op beter begrip van zorg-verlenende activiteiten in de gemeenschap. Zorgethiek kijkt vooral naar de context van een situatie, de perspectieven binnen de context en bouwt voort op de motivatie om te zorgen voor degene die kwetsbaar en afhankelijk zijn (Leget et al., 2017; Sander-Staudt, 2018). Zorgethiek werd door zorgethica Carol Gilligan (1982) en Nel Noddings (1984) in de jaren 80 op de kaart gezet en is ten opzichte van andere ethische stromingen redelijk jong (Sander-Staudt, 2018). De Utrechtse zorgethiek welke met name op de Universiteit van Humanistiek Utrecht gepraktiseerd of besproken wordt, heeft duidelijke principes en onderzoeksmethodes (Leget et al, 2017). Wat wordt er bedoelt met een interdisciplinair onderzoeksveld? Wanneer is een onderzoek zorgethisch? Wat willen zorgethische onderzoekers met name onderzoeken en hoe verschilt dat met ander wetenschappelijk onderzoek? In dit essay zal ik een niet-zorgethisch wetenschappelijk artikel/onderzoek bespreken en vanuit een zorgethisch perspectief analyseren. Hierbij zullen de zorgethische principes van onderzoek doen naar voren komen.
Verschil in belasting mannelijke of vrouwelijke zorggevers
Het artikel wat in dit essay geanalyseerd en besproken zal worden is geschreven door Schrank et al. (2016) en is genaamd: ‘Gender differences in caregiver burden and its determinants in family members of terminally ill cancer patients’. Schrank et al. (2016) gaan in op de psychologische stress die vaak ontstaat bij zorggevers van terminale zieke patiënten. Het geslacht van de zorggever, beweren zij, heeft invloed op hoe het zorgverleningsproces wordt ervaren. Vrouwelijke zorggevers geven een hoger niveau van stress en belasting aan door hun rol als zorggever dan mannelijke zorggevers. Er is nog maar weinig onderzoek naar een verklaring voor dit verschil in psychosociale belasting. Dit is de reden dat Schrank et al. (2016) de invloed van het geslacht op de mate van belasting die wordt ervaren hebben onderzocht. Zij hebben het onderzoek uitgevoerd doormiddel van vragenlijsten zorggevers te bevragen op belasting, behoeftes, omgaan met moeilijke situaties, het hebben van hoop, omgevingsfactoren en het wel of niet voelen van een morele verplichting om zorg te verlenen. Een significant verschil werd gevonden in het ervaren van belasting van vrouwelijke en mannelijke zorggevers, waarbij vrouwen zich veel meer belast voelen dan mannen. Daarnaast werd een hogere leeftijd van de zorggever en meer beantwoordde behoeftes van de zorggever als beschermend tegen belasting gezien. Een meer emotie gerichte coping werd door Schrank et al. (2016) aangetoond als een risicofactor voor het ervaren van meer belasting. Uit de resultaten kwam ‘hoop’ voor beide geslachten als beschermende factor naar voren. Echter emotie-gerelateerde coping en werk was alleen significant gerelateerd met het ervaren van belasting bij vrouwelijke zorggevers. Uit de resultaten wordt geconcludeerd dat determinanten voor het bepalen van de belasting voor mannelijke en vrouwelijke zorggevers verschillen. Desondanks geven Schrank et al. (2016) aan dat de exacte mechanismen van de associaties tussen zorggevers en de determinanten voor het bepalen van de belasting verder onderzocht moeten worden. Zo geven zij als voorbeeld aan dat er bij de determinant ‘hoop’, welke door hen als beschermingsfactor gezien wordt, nog geen directe associatie aangenomen kan worden. Dit komt omdat zij niet hebben uit kunnen sluiten of zorggevers die minder last ervaren daardoor meer hoop voelen, en zorgverleners die onderdrukt zijn door al hun zorgtaken daardoor ook minder ruimte hebben om hoop te voelen of dat de relatie visa versa is.
Zorgethisch onderzoek
Leget et al. (2017) spreekt van zorgethiek als een interdisciplinair onderzoeksveld door aan te geven dat het moreel goede alleen onderzocht kan worden door verschillende perspectieven en soorten kennis aan elkaar te relateren en het dialoog aan te gaan met verschillende onderzoekdisciplines. Dit onderzoek wordt gedreven door maatschappelijke zorgen. Vosman (2018) geeft aan dat het in de gezondheidzorg moeilijk is om ervaringen in zorgpraktijken correct ethisch te interpreteren en te beschrijven. Er zijn vaak geen keuzes of dilemma’s maar toch spelen er overwegingen of zorgen over goed en niet goed handelen en hoe een zorgpraktijk in de realiteit door de betrokkenen ervaren wordt. Een onderzoeker moet dan ook volgens Vosman (2018) verontrust zijn, een zorgpraktijk is organisch en moet je blijven onderzoeken. Hierbij moet telkens de vraag naar voren komen; wat zie ik hier nou echt of wat gebeurt er nou eigenlijk? Walker (2007) geeft aan dat moraliteit niet uit theorie maar uit de praktijk zelf volgt. Door de praktijk te onderzoeken kun je daardoor onderzoeken wat wel of niet goed is. Een zorgpraktijk is daarom volgens de zorgethiek inherent aan een morele praktijk (Leget et al. 2017). De zorgethiek richt zich in een praktijk met name op: “geleefde ervaring, zorgpraktijken en de manier waarop de maatschappij georganiseerd is” (Leget et al. 2017, p. 7). Volgens zorgethica bestaan er verschillende onderzoekmethodes welke op een correcte en uitvoerige manier een zorgpraktijk kunnen onderzoeken. Dierckx (2011) betoogt waarom het belangrijk is om zorgethisch onderzoek vanuit een kwalitatieve onderzoeks-houding uit te voeren. Kwalitatief onderzoek probeert volgens hem de betekenis van gebeurtenissen te onderzoeken door gemeenschappelijke factoren in de ervaringen van individuen te onderscheiden en onderliggende processen bloot te leggen. Waarom ervaren mensen wat ze ervaren? Kwalitatief onderzoek is van belang voor de zorgethiek volgens Dierckx (2011) omdat het ruimte geeft voor subjectiviteit en het er voor zorgt dat een bepaalde situatie niet verkleind wordt, maar beoordeeld in zijn gehele complexiteit en abundantie. Hoe beter iemand de gehele situatie begrijpt, des te beter kan er een goed moreel oordeel geveld worden (Dierckx, 2011). Een van de kwalitatieve onderzoeksmethoden welke breed naar een situatie kijkt wordt beschreven door Finlay (1999). Zij beschrijft de onderzoeksmethode ‘Fenomenologie’ waarbij het begrijpen, beschrijven en interpreteren van menselijke gedrag vanuit het perspectief van de bestudeerde persoon centraal staat. Bij fenomenologie staat het beschrijven, in plaats van verklaren van de levenswereld van de ander op de eerste plaats. Het doel hiervan is de gedachte van de ander te begrijpen. Finlay (2008) benadrukt hierbij het belang van bewust omgaan met vooroordelen of interpretaties van jezelf als onderzoeker. Door deze van te voren te onderzoeken kun je zo open en correct mogelijk het perspectief van de ander analyseren. Naast het kwalitatief bekijken van ervaringen van deelnemers in een zorgpraktijk is het vanuit zorgethisch perspectief van belang om diep in te gaan op de zorgpraktijk zelf (Leget et al., 2017). Schatzki (2012) beschrijft het belang van het onderzoeken van de praktijk in “practice theory”. Een praktijk is een sociaal fenomeen volgens Schatzki (2012) omdat een praktijk altijd gevormd wordt door meerdere mensen. Belangrijke kenmerken van het menselijke leven moeten als verwikkeld in de praktijk oftewel georganiseerde activiteiten van meerdere mensen worden gezien. Sociale verschijnselen ontstaan namelijk niet uit handelen van individuen, maar ontstaan in de context van de praktijk. Menselijk handelen, en dus ook ethisch handelen vindt altijd plaats binnen een specifieke context en een bepaalde praktijk. Volgens zorgethica Kittay (1993) en Held (2006) moet zorg ook begrepen worden als een praktijk waarin zorgontvangers en zorggevers afhankelijk van elkaar zijn. Het goed begrijpen van zorg laat een relationele kijk op deelnemers binnen een praktijk zien. Onderzoeken hoe deze relatie of een situatie binnen de praktijk evolueert of veranderd is essentieel voor ethische reflectie (Held, 2006). Zorgethiek benadrukt dat focus op geleefde ervaringen belangrijk is om het perspectief van concrete personen die onderwerp van zorg te zijn te analyseren om zo te reflecteren op de betekenis van zorgen en zorgpraktijken (Leget et al., 2017).
Doel en reden tot onderzoek
Uit bovenstaande paragraaf komt met name een gemeenschappelijk doel van onderzoek doen naar voren die bij de zorgethiek van belang is. Naar mijn idee wil de zorgethiek graag een zorgpraktijk onderzoeken om zo een aspect, fenomeen of situatie binnen deze zorgpraktijk te begrijpen. Doormiddel van interviewen, het observeren van een situatie en door zo open mogelijk naar de context en de betrokkenen te kijken binnen een situatie is het mogelijk om de zorgpraktijk te intensiveren en om de betekenis van handelen binnen zorgpraktijken te begrijpen. Dit is een verschil met het doel van Schrank et al. (2016). Doormiddel van vragenlijsten probeerden Schrank et al. (2016) een relatie aan te tonen tussen verschil in geslacht en belasting van de zorggever. Ze hebben met hun onderzoek aangetoond dat die relatie bestaat en dat sommige aspecten, zoals het hebben van werk en emotie-gerelateerde coping, hier mee te maken hebben. Ze laten zien dat de relatie bestaat, maar ze leggen dit niet verder uit. De zorgethiek zou naar mijn idee niet genoegen nemen met het alleen maar aantonen van deze relatie, maar deze ook verder willen begrijpen. Interessant hieraan is dat het onderzoek van Schrank et al. (2016) wel voortkomt uit een noodzaak die door de zorgethiek ook aangedragen wordt. Zo benadrukken Schrank et al. (2016) dat door levensbedreigende ziektes, zorgdragers tegenwoordig heel belangrijk zijn voor het sociale zorgsysteem en zorgprofessionals meer aandacht moeten hebben voor de behoeftes van zorggevers. Psychologische variabelen kunnen een belangrijke rol spelen in het verklaren van de belasting die zorgdragers ervaren. Kennis over deze variabelen, welke verschillen per geslacht, kunnen mogelijk de basis zijn voor interventies om de hoge belasting bij zorggevers te verminderen en te voorkomen (Schrank et al., 2016). Door meer aandacht te hebben voor de ervaring van vrouwelijke zorggevers en hun mogelijke gebrek aan emotionele coping kan er beter voor vrouwelijke zorggevers gezorgd worden. Zorgethici Nistelrooij & Leget (2017) benadrukken dat als een zorgpraktijk vanuit een relationele context bekeken wordt de behoeftes van zorgontvanger en zorggever beide belangrijk zijn. Van Heijst (2011) zeggen zij, laat zien dat er vaak in een zorgpraktijk sprake is van zelfopoffering, maar dat dit door de zorggevers zelf niet zo gezien wordt. Het is deel van de zorgpraktijk omdat zorggever en zorgontvanger een relatie met elkaar aangaan. Zorgethica Kittay (1993) heeft een vergelijkbaar inzicht en noemt zorggevers ‘dependency workers’, omdat zorgontvangers en zorggevers afhankelijk van elkaar zijn. Iemand die zorg wil geven voelt zich ook moreel verplicht tot het zorgen voor de ander zegt Kittay (1993), verplicht voelen gaat gepaard met het willen geven van zorg. Door deze afhankelijkheid en omdat zorggevers zich verplicht voelen om zorg te geven worden de zorggevers ook kwetsbaar. Voor die kwetsbaarheid is extra aandacht nodig.
Het onderzoek van Schrank et al. (2016) en de zorgethiek geven beide de noodzaak tot zorg en aandacht voor de zorggever aan en het onderzoeken van mogelijkheden om dit te verlichten. Toch is het onderzoek van Schrank et al. (2016) aantonend en zeggen ze zelf dat verder onderzoek in de aangetoonde relaties van belang is. Een zorgethische methode van onderzoek naar dit onderwerp doen zou willen begrijpen waarom deze relatie ontstaat, wat de vrouwelijke zorggevers anders voelen dan de mannelijke zorggevers om zo de relatie tussen belasting en geslachtsverschil beter te beschrijven en begrijpen. Dit laat het mooie en belangrijke van de interdisciplinariteit zien die Leget et al. (2017) beschrijven. Als meerdere disciplines met elkaar samen werken, als de zorgethiek zijn interdisciplinariteit behoudt en gebruikt om voort te bouwen op bestaande wetenschappelijke onderzoeken kan er beter begrip in aangetoonde of bestaande relaties komen. Door in te diepen op de onderwerpen die Schrank et al. (2016) aandragen en deze verder te begrijpen zou er nog beter onderzocht kunnen worden wat mogelijkheden zijn tot verlichten van de belasting of zorgen voor de zorggever. Schrank et al. (2016) beweren dat ‘hoop’ een beschermde factor is voor het ervaren van belasting. Het blijft echter onduidelijk hoe deze relatie in elkaar zit. Onderzoek hiernaar vanuit zorgethisch perspectief zou zich uitvoeriger bezig houden wat de invloed van het ervaren van hoop is. Zo zou de zorgethiek mogelijk meer tot de kern kunnen komen en in tegenstelling tot de onderzoeksopzet van Schrank et al. (2016) wel een directe associatie aan kunnen tonen. Hier komt dezelfde nieuwsgierigheid en open houding die Vosman (2018)en Finlay (2008) beschrijven naar voren die daarbij van belang is.
Vanuit zorgethisch perspectief is zorg een sociale praktijk omdat het gevormd word door zowel zorggevers als zorgontvangers en daardoor relationeel is (Leget et al., 2017). Zorgethisch onderzoek naar de zorggevers in het onderzoek van Schrank zou dieper in gaan op de relaties tussen zorggevers en de zorgontvangers welke lijden aan een ernstige ziekte. Hoe is de relatie zo gevormd dat morele verplichting tot zorgen voorkomt bij de zorggevers? In hoeverre zijn de zorgontvangers afhankelijk van de zorggevers en hoe kijken zorggevers en zorgontvangers hier naar? Een zorgethisch onderzoek zou in gesprek gaan met betrokkenen binnen de zorgpraktijk via een kwalitatieve onderzoeks-houding in plaats van vragenlijsten volgens een kwantitatieve onderzoeks-houding (Dierckx, 2011). Volgens Tronto (1993) is zorgen alle handelingen die we uitvoeren om de wereld waarin we te leven te behouden en te herstellen zodat we er zo fijn en goed mogelijk in kunnen leven. Het uitgangspunt van onderzoek naar zorg is volgens Tronto (1993) dan ook de praktijk van zorgen zelf. Indiepen op de praktijk door de verschillende fases die Tronto (1993) beschrijft: ‘zorg voor’, ‘verantwoordelijkheid voor zorgen’, ‘zorg geven’ en ‘zorg ontvangen’, zorgt voor het analyseren van een diepere betekenis van de zorgpraktijk en hoe meerdere betrokkenen zich daar in begeven. Volgens Hamington (2004) is voor het onderzoeken van de zorgpraktijk het meenemen van lichamelijkheid ook belangrijk. Hij zegt: “Zorg heeft een benadering nodig die van persoonlijke en sociale moraliteit verschuift naar context, relaties en affectieve kennis op een manier die alleen ten volle kan worden begrepen als de belichaamde dimensie van de zorg erkend wordt. Zorg is toegewijd aan het bloeien en groeien van individuen, maar erkent onze onderlinge verbondenheid en onderlinge afhankelijkheid” (Hamington, 2004 pg.3). Onderlinge afhankelijkheid en de lichamelijkheid die daarin meespeelt zijn voor de zorgethiek belangrijke aspecten die in zorgethisch onderzoek ook naar voren zouden komen. Zo zou er bij het onderzoek van Schrank et al. (2016) mogelijk meer focus gaan naar wat de vele zorg die plaats vind tussen zorggever en zorgontvanger doet met beide betrokkenen en zou er ook aandacht zijn voor hoe lichamelijk contact binnen deze relatie invloed heeft op de zorgpraktijk. Hamington (2004) beweert dat het lichaam zelf een bron is voor wat nodig is voor zorg en wat de behoeftes van zorgontvangers zijn. Zorggevers kunnen dit gebruiken om betere zorg te geven waardoor er uiteindelijk ook een betere en effectiever relatie ontstaat tussen zorgontvanger en zorggever. De zorgethiek heeft als doel om uiteindelijk een betere zorgende wereld te creëren, eentje waarin de patiënt centraal staat en betrokkenen meedenken in wat verstaan wordt onder goede zorg (Tronto, 2013; Van Heijst, 2008). Volgens Leget et al. (2017) wordt de kracht van zorgethiek gevormd doordat professionals uit verschillende disciplines hun overwegingen over zorg met elkaar gebundeld hebben om te zorgen voor een vernieuwde zorgpraktijk. De vraag: Wat is goede zorg binnen een bepaalde zorgpraktijk, kan alleen maar binnen de context en de praktijk beantwoord worden. Het uitdiepen van de zorgpraktijk en de relatie van de betrokkenen is dan ook het belangrijkste.
Conclusie
Op het voorblad van dit essay staat een quote van Loesje: ‘uit onderzoek is gebleken dat het onderzoeken veel leuker is dan antwoorden vinden’. Deze quote is naar mijn idee voor de zorgethiek toepasbaar. Bij het onderzoeken van een praktijk moet je met meer vragen achterblijven dan dat je begon en dat is naar mijn idee het leuke van onderzoek doen. Dit komt daarnaast naar voren bij Dierckx (2011) die zegt: ‘zorgpraktijken zijn complex en zodra je deze zorgpraktijken gaat onderzoeken kom je dieper in de complexiteit van de situatie terecht, wat weer meer vragen oproept’. Het onderzoek van Schrank et al. (2016) roept ook vragen op; waarom is er een relatie tussen hoop en belasting? Wat is de ervaring van hoop binnen de onderzochte zorgpraktijk? Een zorgethisch onderzoek zou dieper in gaan op de onderliggende gedachtes en ideeën van mensen binnen de context en zorgpraktijk. Door bij dit onderwerp meer te focussen op relationaliteit, afhankelijkheid en lichamelijkheid zou nog beter uit kunnen worden gezocht wat de behoeftes van de zorggevers zijn in de zorgpraktijk waarin ze zich bevinden. Daarnaast zouden de relaties die aangetoond zijn door Schrank et al. (2016) beter te begrijpen en te expliciteren zijn.
Literatuur
Çaparlar, C.O., Dönmez, A. (2016) What is Scientific Research and How Can it be Done?
Turk J Anaesthesiol Reanim.; 44(4): 212–218.
Finlay, L. (1999) Applying Phenomenology in Research: Problems, Principles and Practice. British Journal of Occupational Therapy.;62(7):299 – 306
Finlay, L. (2008) A Dance Between the Reduction and Reflexivity: Explicating the ‘Phenomenological Psychological Attitude’. J of Phenomenological Psych; 39 (1): 1-32.
Gilligan, C. (1982) In a different voice: psychological theory and women’s development. Cambridge, MA: Harvard University Press.
Hamington, M. (2004) Embodied Care: Jane Addams, Maurice Merleau-Ponty and Feminist Ethics. Chicago, IL: University of Illinois Press.
Held, V. (2006) The ethics of care: personal, political, and global. New York: Oxford University Press,
Kittay , E.F. (1999). Love’s labor: essays on women, equality, and dependency. New York: Routledge
Leget., C, van Nistelrooij, I., Visse, M.(2017) Beyond demarcation: Care ethics as an interdisciplinary field of inquiry. Nurs Ethics; 1
Noddings, N. (1984) Caring: a feminine approach to ethics and moral education. Berkeley, CA: University of California Press.
Oxford Dictionaries (2018). Definition of research. Geraadpleegd op 15 juni 2018. Website: https://en.oxforddictionaries.com/definition/research
Ruddick, S. (1989) Maternal thinking: toward a politics of peace. Boston, MA: Beacon Press, 1989.
Sander-Staudt, M. (2018) Care ethics. Int Encycl Philos. Geraadpleegd op 15 juni 2018. Website: http://www.iep.utm.edu/care-eth/
Schatzki, T.R. (2012) A Primer on Practices. In: Practice-Based Education. Practice, Education, Work and Society;6. Sense Publishers, Rotterdam
Schrank, B., Ebert-Vogel, A., Amering, M., Masel, E.K., Neubauer, M., Watzke, H., Zehetmayer, S., Schur, S. (2016) Gender differences in caregiver burden and its determinants in family members of terminally ill cancer patients. Psychooncology.;25(7):808-14.
Steven, TJ., Bogdan, R., DeVault, M. (2015) Introduction to Qualitative Research Methods: A guidebook and resource. John Wiley & Sons.
Tronto, J. (1993) Moral boundaries: an ethic of care. New York: Routledge, 1993.
Van Heijst, A. (2008) Zorgethiek, een theoretisch overzicht. Filosofie en praktijk; 29: 7–18.
Van Heijst, A. (2011) Professional loving care: an ethical view of the health care sector, ethics of care series;2 Leuven: Peeters.
Van Nistelrooij N., Leget., C. (2017) Against Dichotomies: On mature care and self-sacrifice in care ethics. Nurs Ethics.;24(6):694-703.
Vosman, F. (2018) The moral relevance of lived experience in complex hospital practices. A phenomenological approach. In S.C. van den Heuvel, P. Nullens & A. Roothaan (Eds.), Theological ethics and moral value phenomena. The experience of values (pp. 65-92). Abingdon, New York: Routledge
Walker, M.U. (2007). Moral understandings: a feminist study in ethics. New York: Oxford University Press.