Categorieën
Opinie

Onderzoek naar ouderdom met als doel levensverlenging, doen we daar goed aan?

Er zijn vele visies op ouderdom. Als we denken aan ouderdom dan zien we de opa’s en oma’s voor ons, die spelen met hun kleinkinderen en met mooi weer gaan fietsen in de zon. Maar we zien ook de vele mensen in verpleeghuizen die worstelen met het leven met een oud lichaam, het minder worden van cognitieve functies en vechten tegen ziektes die op latere leeftijd opspelen. Je kunt het zien als een fase uit je leven waar je naar uit kunt kijken: een fase waarin je geen zorgen meer hebt over het opvoeden van kinderen, het bereiken van doelen en de druk om te presenteren op werk. Maar je kunt het ook zien als de fase voordat je dood gaat: waarin je lichaam minder mee werkt, je niet meer alles kunt doen wat je voorheen kon en je langzaam dichterbij het overlijden komt. Vanaf het moment dat we geboren worden doen we er tegenwoordig alles aan om een zo goed en fijn mogelijk leven te leiden. Door ontwikkelingen in de gezondheidzorg en doordat we steeds beter anticiperen op ziektes leven we steeds langer. Wetenschappers denken dat er met de technologieën van tegenwoordig al een leeftijd van 130 kan worden gehaald. [1] Om dit te bereiken is onderzoek naar ouderdom, met als doel levensverlenging, een belangrijk onderwerp van onderzoek. [2] Onderzoek naar levensverlenging kan verschillende doelen hebben. Een van die doelen wordt de ‘prolonged senescence’ genoemd waarbij mensen wel ouder worden maar hierdoor de laatste periode waarin veel ouderen zorg nodig hebben vooral langer is. Bij ‘compressed morbidity’ wordt er daarentegen juist naar gestreefd om het leven te verlengen met gezonde levensjaren. [3] In een onderzoek van Cassel (2001) is berekend dat voor elk jaar dat mensen langer leven, mensen gemiddeld 9,6 maanden (80% van dat jaar) in een gebrekkige staat leven. [4] Compressed morbidity heeft als doel dit te verminderen. Nog twee andere doelen van onderzoek zijn de ‘decelerated aging’ en de ‘arrested aging’, waarbij bij het eerste gestreefd wordt naar het vertragen van het proces van ouderdom en bij het tweede onderzoek gericht is op het volledig stoppen van het ouderdomsproces. Met al het onderzoek dat uitgevoerd wordt, lijkt het alsof we ouderdom steeds meer als een ziekte benaderen, dan als een natuurlijk onderdeel van het leven. Maar is dat wel terecht? Wat is de functie en betekenis van ouderdom in ons leven?

 

Onderzoek naar ouderdom met als doel levensverlenging, doen we daar goed aan? In dit essay ga ik beargumenteren dat er verschillende redenen zijn waarom onderzoek naar ouderdom niet gewenst is. Hierbij ga ik eerst kijken naar de functie van ouderdom, de rol van ouderdom in onze levenscyclus, dan naar de relatie tussen levensduur en levenskwaliteit en ten slotte naar de rechtvaardigheid van onderzoek naar ouderdom met als doel levensverlenging.

 

Functie ouderdom in maatschappij

Allereerst is het belangrijk om te kijken naar wat de functie van ouderdom is. Door de functie van ouderdom te bekijken kunnen we inschatten wat de consequenties zijn van onderzoek hiernaar. Door deze vraag te beantwoorden kunnen we beter beargumenteren of onderzoek naar ouderdom, met als doel levensverlenging, wenselijk is omdat veranderingen mogelijk aan de functie van ouderdom af- of toedoen. Volgens bio-gerontoloog David Gems is ouder worden deel van de natuurlijke manier van leven en zorgt het voor een verschil in generaties. Het heeft als functie dat het natuurlijke hulpbronnen vrij maakt voor de jongere generatie. Als we onze gelimiteerde middelen gebruiken voor de oudere populatie, vermindert dat de middelen die beschikbaar zijn voor de jongere generatie, die daar meer baat bij heeft. [5][6] Filosoof en professor Matti Häyry sluit zich hier bij aan. Aanzienlijke verlenging van de biologische levensduur zou volgens hem interfereren met de natuurlijke opeenvolging van generaties en de rollen en posities van de generatie binnen de maatschappij. De oudere generatie heeft op een gegeven moment de kansen, posities en mogelijkheden gehad en ouderdom zorgt ervoor dat deze naar de nieuwe generatie verplaatsen. [7] Dit kan naar mijn mening geïnterpreteerd worden als het feit dat ouderen uiteindelijk met pensioen gaan en zich minder gaan bemoeien met de maatschappij, wat plekken en ruimte vrij maakt voor de jongere generatie. Als mensen in de loop van het leven niet door ouderdom een functie of plek in de maatschappij af hoeven te staan zijn er minder kansen voor de jongeren in de populatie.

Bio-gerontoloog Aubrey de Grey is van mening dat ouderdom iets slechts is en hij vindt dat juist het verschil tussen generaties dit weerspiegelt. Volgens hem zorgt het hebben van verschillende generaties voor discriminatie op basis van leeftijd. [6] Medische hulpmiddelen gaan eerder naar de jongere generatie omdat de oudere generatie toch ‘oud’ is en deze personen er minder aan hebben. Zodra er geen verschil meer is tussen generaties en iedereen gezond ouder wordt kun je daarop ook niet meer discrimineren. Ik denk dat de Grey een logische redenering maakt. Minder verschil tussen mensen zorgt voor minder mogelijkheden tot discriminatie. Zodra de oudere populatie niet meer als ‘de oudere generatie’ wordt bestempeld en er geen verschillen tussen generaties worden gezien is het niet mogelijk om hierop middelen anders te verdelen oftewel te discrimineren. Toch is het discutabel of het hebben van verschillende generaties, naast deze reden, als slecht betiteld kan worden.

 

Volgens professor Leigh Turner zorgt ouderdom, naast het hebben van verschillende generaties, ook voor verschillende relaties in het leven. Zodra we langer leven zal dat zorgen voor een verschuiving van relaties die we nu kennen. De ouder-kind relatie verandert: ouderen zullen er mogelijk voor kiezen op een veel oudere leeftijd kinderen te krijgen of jongeren zullen mogelijk over-overgroot opa’s en oma’s hebben. [8] Daarnaast zou er volgens hem door levensverlenging een onbalans kunnen ontstaan tussen de hoeveelheid ouderen en jongeren in de wereld: veel meer ouderen dan jongeren. Dit zou problemen in de intergenerationele rechtvaardigheid kunnen vormen. Het meest voor de hand liggende voorbeeld hierbij is gebonden aan pensioenen: hoe meer ouderen in de populatie, hoe meer de jongeren zullen moeten bijdragen om de sociale zekerheid van de ouderen te garanderen. [8] De vraag is of dit laatste argument wel helemaal op gaat. Als we kijken naar de leeftijdsopbouw van de bevolking in Nederland dan zien we nu dat het grootste aantal mensen rond de 50 jaar is en dat er ook een grote groep jongeren is. Er zullen meer ouderen komen maar naar verwachting blijft de groep van 50-60 jaar het grootst. Daarnaast is het ook de vraag of die ongelijkheid wel gaat bestaan. Als ouderen gezonder langer leven kunnen ze voor zich zelf blijven zorgen en zullen de jongeren daar geen extra belasting van ervaren. [9]

Ook Dr. Audrey Chapman is van mening dat ouderdom zorgt voor rechtvaardigheid tussen de generaties en verlenging van het leven zal zorgen voor meer ongelijkheden binnen de maatschappij. [10] Ik denk dat de functie van ouderdom door bovenstaande professoren en filosofen goed uitgelegd is en dat het doel van ouderdom voornamelijk is om te zorgen voor verschillende relaties binnen het leven. Ik denk dat het goed is dat we verschillende generaties hebben zodat elke nieuw geborene plaats kan nemen in een generatie en uiteindelijk de kansen en posities overneemt van de oudere generatie. De vraag die wel gesteld kan worden is: zorgt levensverlenging ervoor dat we uiteindelijk geen generaties meer hebben of zorgt het voor verbreding van die generaties? Als dit laatste het geval is, dan kunnen verschillende generaties nog steeds verschillende posities innemen in de maatschappij. Ter conclusie denk ik dat de rol van ouderdom, in de verschuiving van kansen tussen generaties, een belangrijk argument is tegen onderzoek naar levensverlenging. Het is echter nog niet duidelijk hoeveel impact levensverlenging hier daadwerkelijk op zal hebben.

 

Laatste levensfase en voorbereiden op het overlijden

Ouderdom wordt vaak gezien als de laatste levensfase voor het overlijden. Ook wordt er vaak gerefereerd aan het minder worden van het lichaam of tekenen dat het lichaam oud is, zoals bijvoorbeeld slechter kunnen horen en lopen. Ik denk dat iedereen die zou mogen kiezen liever zou kiezen deze klachten op latere leeftijd niet te krijgen. Wie wil er nou niet gezond oud worden? Er zijn vele onderzoeken naar levensverlenging gericht op het aanpakken van de ziektes die bij ouderdom horen, waardoor automatisch de levensverwachting omhoog gaat. Hier hebben we het over de ‘compressed morbidity’. [3] Toch zijn er ook tegenstanders van dit onderzoek. Dr. Leon Kass argumenteert dat ouderdom en de klachten die hierbij optreden ook een belangrijke functie hebben in het voorbereiden op het overlijden. Hij zegt dat als we ouderdom reguleren de dood altijd plotseling en onvoorzien zal zijn, we voelen dan niet meer dat ons lichaam zwakker of ouder wordt. Hierdoor kunnen we ons dan niet meer voorbereiden op de dood. [11] Hier op inhakend beweert prof. Leigh Turner dat ‘technologieën voor levensverlenging geen oplossing zijn voor de menselijke condities die bij het einde van het leven horen: angsten en onzekerheid geassocieerd met sterven zullen niet worden weggenomen. De volledige inzet om ouderdom als oorzaak voor sterven weg te nemen maakt het vooruitzicht om ooit dood te gaan misschien wel nog meer beangstigend’. [8]

Inhakend op het argument van Turner denk ik dat ouderdom een belangrijke functie heeft in het voorbereiden op de dood. Veel mensen die ik tijdens mijn werk in de thuiszorg tegenkom, zijn er op een gegeven moment klaar voor; ze zijn op, hoeven niet meer en zijn dan tevreden met het overlijden. Ook is het een manier om het overlijden als nabestaanden te accepteren; nu hoeft hij of zij niet meer te lijden. Dit is anders als een familielid gezond en wel plotseling overlijdt. Toch is het lijden in de laatste fase iets wat je niemand gunt. Er is ook veel onderzoek naar kanker en hart- en vaatziekten waar veel ouderen aan overlijden. Er zijn weinig argumenten aan te voeren waarom onderzoek hiernaar niet goed zou zijn. Als je dit onderzoek goedkeurt, waarom zou je dan onderzoek naar het wegnemen van ouderdomsklachten niet goed keuren? Toch is het argument van Kass naar mijn idee een goed argument en moet dit worden meegewogen in de discussie.

Natuurlijke levenscyclus

Tevens als we kijken naar ons leven in fases en ouderdom als de laatste levensfase dan kan er ook positief naar deze fase gekeken worden. David Gems deelt deze mening en drukt ouderdom uit als een normaal fenomeen van de levenscyclus. ‘Ouderdom is geen ziekte maar een natuurlijk proces’. [5] Een natuurlijk proces waar iedereen uiteindelijk mee te maken krijgt en wat er voor zorgt dat iedereen een levenscyclus doorloopt. Het concept van de natuurlijke levenscyclus wordt uitgedaagd door het mogelijk stoppen van het proces van ouderdom door het bio-gerontologisch onderzoek. Filosoof Daniel Callahan suggereert dat er een natuurlijk verloop van events is binnen het leven en dat ouderdom hier deel van uit maakt. Hij noemt dit ‘life cycle traditionalism’ en hierbij gaat het om de harmonie tussen de biologische levenscyclus en de doelen van de geneeskunde. [12] Gems en Callahan bedoelen hiermee te zeggen dat zij ouderdom niet als een pathologisch proces zien, het is niet vergelijkbaar met een ziekte. Callahan voegt hier aan toe dat we het moeten zien als een normaal proces dat invloed heeft op ons leven. Ik denk dat wat uit het perspectief van Callahan belangrijk is, is hoe de levenscyclus invloed heeft op onze identiteit en hoe ouderdom hier een rol in speelt.

Toch zijn er ook argumenten dat ouderdom geen natuurlijk proces is. Professor Arthur Caplan stelt: ‘Ouderdom is een ziekte, waar medische aandacht naar toe moet’. Hij vindt dat de veranderingen die optreden met ouderdom goed te vergelijken zijn met de veranderingen die optreden in het lichaam als we een ziekte hebben. We doen er alles aan die ziekten tegen te gaan, waarom doen we dat ook niet met ouderdom? Hij stelt: ‘Ziekte wordt gedefinieerd als pathologische veranderingen in het lichaam’ en daarnaast ‘Pathologische veranderingen zijn vaak de basis criteria waarop ouderdom wordt beoordeeld’. Waarom wordt ouderdom dan alsnog als een normaal proces gezien? Hij beweert dat de reden dat we ouderdom als een normaal proces zien komt doordat het veelvoorkomend is. Iedereen wordt oud waardoor we het niet als ziekte zien. Maar dat is volgens hem geen reden om het te onderzoeken en het tegen te gaan. [13]

Ik kom terug op het argument van Callahan en de betekenis van ouderdom. Als we in de geschiedenis kijken naar de verschillende opvattingen over de waarde van ouderdom voor het leven, deelden vele wetenschappers de visie dat ouderdom niet veel toevoegde. Volgens hen was niets van de laatste fase van het leven waardig om te behouden. [14] Toch waren er velen die er anders tegen aan keken. Luigi Cornaro, een Italiaanse schrijver uit 1550 gaf ons meerdere redenen waarom we ouderdom moeten waarderen en grote verwachtingen van deze levensfase mogen hebben. Hij zei dat door het bereiken van een oudere leeftijd je de waarde van het leven kunt begrijpen en dat je in de ouderdomsfase kunt nagenieten van je jeugdige inspanningen. [14]

Volgens Plato wordt je als je ouder wordt steeds wijzer en is dit een proces van verdieping en innerlijke verrijking. Met ouderdom komt er een gevoel van bevrijding en vrede over je omdat vele dilemma’s van het leven niet meer nodig zijn. [15] Naarmate we ouder worden kunnen we ons verder verdiepen, nog meer worden wie we zijn. Volgens Aristoteles is het leven er voor bedoeld om de persoon die in jezelf besloten ligt te ontplooien en te ontwikkelen. [16] Ouderdom speelt hier een belangrijke rol in om na een goed leven uiteindelijk onze voltooiing te vinden. [16] De filosofie die hierover gaat is de levenskunst. Veel grote denkers hebben zich over de levenskunst gebogen en wat al deze denkers gemeen hebben is hun optimisme over ouderdom. Meer zelfkennis, meer ontwikkeling, gewoontes, andere oriëntaties die je tijdens het ouder worden ontwikkelt leveren volgens hen een goed leven op. [15] Deze argumenten geven goed weer hoe ook ik, naar ouderdom kijk: ik denk dat de laatste levensfase een belangrijk moment is om terug te kijken naar je leven en te genieten van alles wat je al gedaan hebt. Ter conclusie, ouderdom is een belangrijke fase van ons leven en deze fase is deel van de natuurlijke levenscyclus, het is een natuurlijk proces waar onderzoek en voorkomen ervan niet wenselijk is.

 

Levensduur en kwaliteit van leven

Volgens ethicus Martien Pijnenburg en hoogleraar ethiek Carlo Leget wordt kwaliteit van leven niet bepaald door de lengte van het leven. [17] Kwaliteit van leven zit hem in de momenten van het leven die worden ervaren als betekenisvol. Hoe meer momenten van het leven zijn ervaren als betekenisvol, hoe minder de lengte van leven uitmaakt. Je zou denken dat langer leven en daardoor meer betekenisvolle momenten het beste zou zijn, maar naar mijn idee krijgt het leven betekenis omdat we weten dat we maar een gelimiteerd aantal dagen hebben. Het zorgt voor een gevoel van urgentie, belang en betekenis voor de menselijke inspanningen en activiteiten die we verrichten. Omdat we nu weten dat we tot een leeftijd van rond de 80 leven, zorgen we ervoor dat veel van deze jaren betekenisvol en nuttig zijn. Zodra we langer leven krijgen we meer tijd voor onze inspanningen en wordt naar mijn idee de urgentie om inspanningen te verrichten die we waardevol vinden minder. Prof. Leigh Turner deelt deze mening en beweert dat onze huidige levensduur ervoor zorgt dat we genoeg tijd hebben om vele activiteiten die een zinvol menselijk leven vormen, uit te voeren en na te streven. Radicaal langere levens zou volgens hem voor leegte zorgen. [8]

Verder suggereert professor Walter Glannon in ‘Identity, Prudential concern and extended lives’ dat mensen met een aanzienlijk uitgebreide levensduur niet meer in staat zullen zijn om successen in het verleden, heden en toekomstige gebeurtenissen te integreren. Hij baseert dit op ons biologische model van geheugen, cognitie en anticipatie op gebeurtenissen. Hij beweert dat de menselijke geest evolutionair is aangepast om te functioneren tot een maximale levensduur van 120 jaar. Ons gevoel van eigenbelang en identiteit is gerelateerd aan de mogelijkheid om herinneringen en ervaringen te binden aan toekomstige doelen. Als we langer gaan leven, zullen we mogelijk minder waarden gaan hechten aan onze eigen doelen en welzijn waardoor we minder betekenis aan ons leven geven. [18] Hij zegt daarnaast dat het onwaarschijnlijk is dat bij een langer leven de identiteit van een persoon bewaard zal blijven. Hierdoor zul je mogelijk in verloop van tijd je leven niet meer als één geheel zien, die je als één persoon doorloopt.

Daarnaast komen Pijnenburg en Leget ook met het argument dat mensen niet kunnen leven zonder betekenisvolle relaties met anderen. Om een goed moreel leven te leiden moeten we mensen zien als een gemeenschapswezen. Langer leven is alleen wenselijk als we verder kunnen leven in onze gemeenschap. [17] Ik ben het hier mee eens en ik denk dat er niet alleen gefocust moet worden op het verlengen van het leven van een individu maar er moet gekeken worden naar de consequenties voor de relaties binnen het leven. Volgens Turner zal het verlengen van de individuele levensverwachting betekenisvolle relaties niet ten goede komen. Voor veel volwassenen is bijvoorbeeld ouderschap en de ouder-kind relatie een belangrijk onderdeel, dat betekenis geeft aan het leven. De verantwoordelijkheid om een kind op te voeden vanaf de geboorte tot aan volwassenheid zal een veel kleiner deel van de totale levensduur beslaan. Hierdoor zal de ouder-kind relatie met een langere levensduur veranderen, wat mogelijk voor mensen de betekenis van kinderen opvoeden vermindert. [8] Häyry is van mening dat de grondgedachte van ons bestaan bestaat uit kinderen krijgen, ze op te voeden en uiteindelijk te sterven om hen in staat te stellen de rollen die wij nu bezetten aan te nemen. [7] Wat de grondgedachte van ons bestaan is, is naar mijn idee voor iedereen om zelf te beslissen, niet iedereen hoeft kinderen als doel van het leven te zien. Ik denk dat wat belangrijk is in dit argument, is dat het leven betekenisvol is door de relaties die we hebben en hierin ook de relatie met onze kinderen. De relatie met onze kinderen wordt gevormd door het idee dat zij uiteindelijk onze plek innemen en ouderdom speelt hierin een belangrijke rol. Dit met het idee dat wij eerst voor onze kinderen zorgen, waarna zij uiteindelijk als wij ouder worden voor ons zorgen en ons daarna los moeten laten als wij overlijden.

 

Rechtvaardigheid

Wat gebeurt er als we ons leven aanzienlijk verlengen? Het leven wat wij nu hebben is gebaseerd op verwachtingen van een bepaalde levenscyclus met een gelimiteerde lengte. Zodra het leven langer wordt, worden deze arrangementen, relaties en afspraken uitgedaagd. Onze levensstijl is nu gebaseerd op hoe we nu leven, moeten we de risico’s wel aangaan door onderzoek te doen naar levensverlenging? Deze argumenten zijn discutabel want honderd jaar geleden leefden we ook niet zo lang als nu. Daar is onze levensstijl ook op aangepast, kunnen we dat nu ook niet doen? Moeten we niet ergens een limiet vast stellen van hoe oud we mogen worden? Vanuit het principe van respect voor autonomie kan worden geredeneerd dat iedereen zelf mag bepalen hoelang hij wil leven en dat iedereen ongelimiteerde toegang zou moeten hebben tot human enhancement. [8] Vanuit dat principe is levensverwachting niet iets, wat we centraal mogen regulieren. Maar is dat waar? Heeft dat geen regulatie nodig? Mogen we het nu goedkeuren?

Filosofen Barazzetti en Reichlin zeggen: ‘In het verleden zijn veranderingen gericht op levensverlenging goedgekeurd, omdat zij niet als relevante morele tekortkomingen werden beschouwd. In die tijd werd de wereld nog op geen enkele manier gezien als een globaliserende gemeenschap en toen kon de onrecht van de verschillen in levensomstandigheden nog gemakkelijk worden begrepen en beoordeeld.’

Het argument dat zij hier aanbrengen gaat om het argument van rechtvaardigheid. Terwijl wij hier in de westerse landen gemiddeld 70-80 jaar worden is de levensverwachting in 3e wereld landen minder dan 40 jaar. Ontwikkelingen rondom ouderdom en levensverlenging zullen bijdragen aan meer ongelijkheid omdat mensen in 3e wereldlanden niet in aanmerking zullen komen voor deze ontwikkelingen. Omdat dit vroeger nog niet zo duidelijk was zijn interventies toen goedgekeurd, maar kunnen we nu we weten welke ongelijkheden er in de wereld bestaan, dit nog steeds goedkeuren? Ik denk we nu een veel duidelijker beeld van de wereld hebben waardoor onderzoek nu niet kan worden gerechtvaardigd, en dit het moment is om een grens te trekken. Pijnenburg en Leget stellen dezelfde vraag: ‘Hoe kunnen we deze ontwikkelingen rechtvaardigen als het zorgt voor een nog ongelijkere wereld door het leven verlengen van mensen die al langer leven?’ [17] Ik denk dit argument over rechtvaardigheid belangrijk is; als we het niet aan iedereen aan kunnen bieden, is het dan wel rechtvaardig om er onderzoek naar te doen en levensverlenging mogelijk te maken?

Dr. Jordan K. Davis geeft daarnaast het argument dat je omdat je levensverlengende technologieën niet aan iedereen aan kunt bieden, dit moreel verwerpelijk is omdat je dan kunt stellen dat er een soort ‘post-human’ gecreëerd wordt. Je krijgt dan een tweedeling in een ras van mensen die deze behandelingen wel hebben ondergaan en een ras die dat niet konden. [20] Naar mijn idee zijn dit goede argumenten tegen onderzoek naar levensverlenging. Als we kijken naar de ongelijkheden die nu in de wereld bestaan kunnen we ons geld en middelen beter gebruiken om deze ongelijkheden minder te laten worden dan ongelijkheid juist te bevorderen.

Toch zijn er ook mensen die absoluut geen limiet of grens willen zien in levensverlenging. Wetenschapper Leon Kass redeneert: ‘Er hoeft geen grens te zijn: het leven is goed en dood gaan is slecht, daarom hoe meer leven, hoe beter’. [11] Iedereen heeft het recht op leven en hierdoor ook, als die mogelijkheid zich voor doet, de keuze om te leven hoe lang men dat wil. De keuze om wel of niet als maatschappij te investeren in onderzoek naar levensverlenging geeft een dilemma tussen aanbieden omdat mensen het recht hebben te kiezen of het niet aanbieden, om ongelijkheid in de wereld tegen te gaan. Dr. Daniela Cutas beargumenteert dat ‘omdat we autonome wezens zijn, we ook in staat zijn om rechten te claimen’ en ‘het recht hebben op leven geeft ons ook het recht om toegang te hebben tot levensverlengende behandelingen’, dit moet je volgens haar dus ook aan kunnen bieden. [21]

 

Conclusie

Ouderdom heeft verschillende functies in het leven, het zorgt voor verschil in generaties en verschillende relaties binnen het leven. Ook heeft het als functie mensen voor te bereiden op het overlijden en zorgt het voor acceptatie van overlijden voor nabestaanden. De levenscyclus waarin ouderdom een rol speelt geeft identiteit aan ons leven. Het is een natuurlijk proces dat iedereen ondergaat waardoor je het leven leert waarderen. Een belangrijk argument is daarnaast dat levensduur een belangrijke rol heeft in de betekenis van het leven. Omdat we een gelimiteerd aantal dagen hebben zorgen we er voor dat we van elke dag iets maken en kunnen we successen in het verleden met gebeurtenissen in het heden integreren. Naast dit argument weegt het argument van rechtvaardigheid ook zwaar; ontwikkelingen rondom ouderdom en levensverlenging zullen bijdragen aan meer ongelijkheid omdat mensen in 3e wereldlanden niet in aanmerking zullen komen voor deze ontwikkelingen. Als we het niet aan iedereen aan kunnen bieden, is het niet rechtvaardig om er onderzoek naar te doen en levensverlenging mogelijk te maken. Toch is de uitkomst van ‘compressed morbidity’: gezond oud worden iets wat je iedereen gunt en waar iedereen voor zou moeten kunnen kiezen. De vraag of we veel langer willen leven is iets anders en dan vind ik de rol die ouderdom daarin speelt belangrijk: het zorgt voor verschillende kansen en posities tussen generaties en het zorgt er voor dat we onze vroegere inspanningen kunnen waarderen. Ik denk dat gezond oud worden iets is waar we naar kunnen streven, maar dan niet met een veel langere levensduur dan die we nu kennen.

 

Literatuur

  1. VU-onderzoekster: Gezond 130 jaar worden wordt mogelijk. [Internet] Available from: (http://www.parool.nl/parool/nl/265/GEZONDHEID-WETENSCHAP/article/detail/3782507/2014/11/04/VU-onderzoekster-Gezond-130-jaar-worden-wordt-mogelijk.dhtml) Accessed (4 okt. 2016).
  2. Marshall J. Life extension research: An analysis of contemporary biological theories and ethical issues. Med Health Care Philos. 2006;9(1):87-96.
  3. Juengst ET, Binstock RH, Mehlman M, Post SG, Whitehouse P. Biogerontology, “anti-aging medicine,” and the challenges of human enhancement. Hastings Cent Rep. 2003 Jul-Aug;33(4):21-30
  4. Cassel K, Demel B. Remembering death: public policy in the USA. J R Soc Med. 2001 Sep;94(9): 433–436
  5. Gems D. The aging-disease false dichotomy: understanding senescence as pathology. Front Genet. 2015; 6: 212.
  6. Grey ADNJ. Life extension, human rights, and the rational refinement of repugnance. J Med Ethics. 2005 Nov; 31(11): 659–663.
  7. Häyry M. Considerable life extension and three views on the meaning of life. Camb Q Healthc Ethics. 2011 Jan; 20(1): 21–29.
  8. Turner L. Life extension technologies: economic, psychological and social considerations. HEC Forum. 2003 Sep;15(3):258-73.
  9. CBS: Bevolkingspiramide. [Internet] Available from: (https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/bevolkingspiramide) Accesed (20 okt. 2016)
  10. Chapman AR. The social and justice implications of extending the human life span. In: Post G, Binstock RH, editors. The Fountain of Youth. Oxford University Press. 8 apr. 2004.
  11. Kass LR. L’Chaim and its limits: why not immortality? First Things. 2001 May;(113):17-24.
  12. Callahan D. A world growing old. Washington D.C: Georgetown university;1995
  13. Caplan AL. An unnatural process: why not inherently wrong to seek a cure for aging. In: Post G, Binstock RH, editors. The Fountain of Youth. Oxford University Press. 8 apr. 2004.
  14. Haber C. Life Extension and History: The Continual Search for the Fountain of Youth. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2004 Jun;59(6):B515-22
  15. Dohmen J, Baars J. De kunst van het ouder worden; de grote filosofen over ouderdom. Ambo, Amsterdam 2010.
  16. Ethica Nicomachea. Damon B.V., Uitgeverij; 2008
  17. Pijnenburg M, Leget C. Who wants to live forever? Three arguments against extending the human lifespan. J Med Ethics. 2007 Oct; 33(10): 585–587.
  18. Glannon W. Identity, prudential concern and extended lives. 2002 Jun;16(3):266-83.
  19. Barazzetti G, Reichlin M. Life extension: a biomedical goal? Scientific prospects, ethical concerns. Swiss Med Wkly. 2011 Apr 13;141:w13181
  20. Davis JK. Collective suttee: is it unjust to develop life extension if it will not be possible to provide it to everyone? Ann N Y Acad Sci. 2004 Jun;1019:535-41.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *